Op de Guido de Brès kan een leerling mavo, havo of vwo volgen. Daarnaast worden er veel mogelijkheden geboden die intellectueel of praktisch uitdaging bieden. Dit extra aanbod komt verderop in de schoolgids aan de orde.
De mavo, middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, duurt vier jaar en het mavodiploma geeft toegang tot het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en de vierde klas van de havo. Een mavoleerling wil graag zowel creatief, praktisch als theoretisch leren. We bieden veel mogelijkheden, zodat de leerling na vier jaar kan kiezen voor een mbo-opleiding die bij hem past. Op de mavo krijgen de leerlingen een goede basis mee. Ze leren in de onderbouw praktische ICT-vaardigheden en een stukje media educatie. Door het aantal verschillende vakken krijgen de leerlingen veel kennis en vaardigheden mee. Met de algemene vakken ontstaat er een goede basis om door te stromen naar niveau 4 van het mbo of naar de havo.
De havo, hoger algemeen voortgezet onderwijs, duurt vijf jaar en het havodiploma geeft toegang tot het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het vijfde leerjaar van het vwo. Een havoleerling heeft vaak nog geen duidelijke beroepswens. In de onderbouw van de havo is er daarom een breed aanbod van vakken, zodat iedere leerling zich goed kan voorbereiden op de profielkeuze richting een vervolgopleiding.
Een havoleerling is qua leerstijl vaak een echte denker en wil graag op niveau stevig uitgedaagd worden. Dat betekent dat hij interesse heeft in de leerstof en grotere hoeveelheden les- en leerstof in de vorm van gestructureerde opdrachten steeds zelfstandiger aankan. Daarnaast heeft hij ook de behoefte deze leerstof concreet toegepast te zien.
Het vwo, voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, duurt zes jaar en het vwo-diploma geeft toegang tot de universiteit. Op de Guido de Brès zijn er vanaf de brugklas vier mogelijkheden om binnen het vwo te kiezen voor een opleiding die past bij de capaciteiten van een leerling, namelijk atheneum, atheneum-tto (tweetalig onderwijs), gymnasium of gymnasium-tto. Kijk voor meer info over de niveaus ook hier.
De vwo-leerling heeft een brede interesse, meestal nog geen duidelijke beroepswens en wil graag doorstromen naar de universiteit of het hbo. Hij is een abstracte denker qua leerstijl, gericht op theoretische concepten, modellen en systemen en houdt van gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen (congressen, colleges, boeken, etc.). Een vwo-leerling kan reflecteren op eigen prestaties en is zelfstandig en kritisch.
De brugklasleerlingen worden ingedeeld op mavo, havo, vwo of gymnasium op grond van het advies van de basisschool. Hierin zijn de uitslagen van de schoolvorderingentesten opgenomen én persoonsgebonden eigenschappen als karakter, werkhouding en motivatie.
In de brugklas wordt na het eerste rapport bekeken of een mavo-, havo- of vwo-leerling het huidige niveau aankan en wordt er een prognose uitgebracht naar aanleiding van de rapportenvergadering. Voor opstromen -verder gaan op een hoger niveau- geldt dat dat na het eerste leerjaar gedaan kan worden. Voorwaarde is, dat een leerling één zes en één zeven mag hebben en alle andere cijfers een acht of hoger moeten zijn. Voor Nederlands, Engels en wiskunde dient de leerling (afgerond) een acht of hoger te staan. Het gaat hierbij telkens om afgeronde gemiddelde cijfers. Aan het einde van klas 1 wordt aan de hand van de geldende criteria bepaald op welk niveau de leerling verder kan. De indeling – in schooltermen ‘determinatie’ genoemd – gebeurt op basis van de behaalde resultaten en op grond van de verwachting die de docenten van deze leerling hebben. Hierbij wordt gekeken naar inzet, motivatie, inzicht en zelfstandigheid.
Bij een categorie leerlingen is op de basisschool nog onvoldoende duidelijk welk niveau de leerlingen aankunnen. Dit versterkt de behoefte aan heterogene brugklassen, zowel bij de basisscholen als bij de ouder(s)/verzorger(s). Om deze leerlingen optimale kansen te bieden, werkt de Guido de Brès met kansklassen voor de brugklas en eventueel later de tweede klas: een havo-kansklas en een atheneum-kansklas.
In de havo-kansklas (een mavo/havo-brugklas) wordt op havoniveau lesgegeven en in de atheneum-kansklas (een havo/vwo-brugklas) op atheneumniveau. Op deze manier worden de leerlingen direct op niveau uitgedaagd. De kansklassen worden bewust klein gehouden. Dit geeft mentoren en docenten de mogelijkheid om leerlingen extra aandacht te geven en ze te ondersteunen bij studievaardigheden, werk- en leeraanpak. Naast leerlingbesprekingen en rapportvergaderingen zijn er extra bespreekmomenten waarbij de ontwikkeling van de leerlingen in de kansklassen centraal staat. Waar nodig zullen de leerlingen extra ondersteund worden.
Alles is erop gericht dat de leerlingen met de aangereikte handvatten steeds zelfstandiger het niveau aankunnen. Op deze manier wil de school de mogelijkheid aangrijpen om het definitieve beslismoment wat betreft het niveau uit te stellen en zo is er meer kans om uiteindelijk op een passend niveau het onderwijs te vervolgen.